Sluiskil, gelegen aan een knik in het kanaal van Gent naar Terneuzen en met een zijkanaal, was aantrekkelijk voor industrie. Het dorp kende daarom een bloei in het begin van de 20e eeuw. Met de komst van de eerste cokesfabriek van Nederland in 1911 en een kunstmestfabriek in 1929 kwamen er flink meer inwoners in het dorp.
Eerst woonde men nog aan weerszijden van het kanaal: in Oost-Sluiskil voornamelijk arbeiderswoningen van de genoemde fabrieken, maar ook een Villa Park voor de managers, in het Sluuskils “bazen”, van de fabrieken. In West-Sluiskil, waar de middenstanders winkeltjes en dergelijke hadden, woonden fabrieksarbeiders. Zij konden via de Rijkspont naar hun werk, hoefden niet een paar kilometer om te rijden om over de brug te gaan.
"Sluiskil was ook bekend door hun markante figuren die strijdbaar bleken"
Verval
In 1915 werd er zelfs een katholiek ziekenhuis geopend, het Sint Elizabeth ziekenhuis. Dit heeft tot in de jaren ’80 bestaan, waarna het fuseerde met het van oorsprong protestantse ziekenhuis van Terneuzen. Waar Sluiskil floreerde in de eerste helft van de 20e eeuw waren in de 2e helft van de 20e eeuw de tekenen van verval al zichtbaar. Het Villa Park moest wijken voor de uitbreidende fabrieken en met de verbreding van het kanaal verloor Sluiskil het hart van het dorp: 200 woningen, winkels, een kerk en een school werden gesloopt.
Markante figuren
Sluiskil was ook bekend door haar markante figuren die strijdbaar bleken en grote hoogten bereikten. Honoré Colsen was behoudens veehandelaar en slager ook politicus en activist. Hij zorgde ervoor dat Sluiskil op het lichtnet werd aangesloten, was oprichter van de ‘reis van Colsen’, een jaarlijks uitje voor de plaatselijke bejaarden en was voorvechter van de vrije veren over de Westerschelde. Lodewijk van den Berg bereikte dan andere grote hoogten als ruimtevaarder. Ook iemand als Walter Goethals was politicus en liet altijd blijken in Sluiskil te wonen en daar voor op te komen.
"Twee van de grootste verenigingen zijn uit het dorp verdwenen."
"Import"
Eind jaren ’80, begin jaren ’90 ging het ineens hard met Sluiskil. Het ziekenhuis ging tegen de vlakte, alsook Sluiskil-Oost, ook wel de Vogelbuurt genoemd vanwege de straatnamen. Veel terug in de plaats kwam er niet. Jarenlang wisten de Sluiskillenaars de moed er in te houden en er gezamenlijk de schouders onder te steken, maar er kwam veel ‘import’ en er waren steeds minder ‘echte Sluuskillenaars’.
Verenigingen verdwijnen
Dit vond men ook terug in het verenigingsleven: waar er nog hoogtijdagen waren voor voetbal en tennis in de jaren ’80 en ’90 toen de voetbal in een hoge klasse speelde en tennisteams om het Zeeuwse kampioenschap speelden, zijn beide verenigingen nu opgeheven. Gelukkig is er nog wel het biljartteam van Dallinga dat eredivisie speelt, maar twee van de grootste verenigingen zijn uit het dorp verdwenen.
Nieuw elan
Inmiddels is er sprake van dat andere verenigingen ook moeite hebben om nog vrijwilligers te vinden en leven zij nog voort op één of enkele steunpilaren die soms vastbesloten zijn om tot het bittere einde door te gaan. Sluiskil lijkt behoefte te hebben aan een nieuwe Colsen, een held die het dorp behoed voor verdere afbraak en die het nieuw elan in kan blazen. De vraag is of die opstaat en of die het tij nog tijdig kan keren.
Zachtjes hoor ik nog het refrein van het dorpslied in mijn hoofd dreunen en droom terug van de goede tijden van Sluiskil:
Al ben je maar een klein vlekje,
Sluiskil mijn geboorteplekje,
van jou hou ik het meest,
aan jou wijd ik dit lied,
vergeten, vergeten, dat doe ik jou niet.
Door: Marco van Avermaete - GO-RTV